Jaarlijks eind mei/begin juni begint het teeltprogramma, dat in 3-4 ploegen van 2-3 vrijwilligers wordt uitgevoerd.
De eerste ploeg teelt de koninginnen via overlarven in starters. Aangenomen dopjes worden in pleegvolken gebracht.
De tweede ploeg plaatst gesloten moerdoppen in de broedstoof. Uitgelopen moeren worden na selectie (grootte, snelheid van uitkomen, uiterlijke kenmerken) in bevruchtingskastjes ingevoerd (Kirchhainers).
De derde ploeg zet de bevruchtingskastjes in het veld.
Ongeveer in de derde week van juli verzamelt een ploeg de bevruchte moeren (‘moerenoogst’), die gesloten broed hebben, in moerkluisjes met begeleidende jonge bijen (opnieuw is een ronde van selectie). Vroeger werden de moeren de volgende dag via een uitgekiend reisschema per trein naar de imkers gebracht. Dit is tegenwoordig door de aangepaste dienstregeling van de treinen en de toegankelijkheid van de stations niet meer mogelijk. Tegenwoordig worden de moerenkluisjes op dezelfde dag als de moerenoogst per post verzonden.